Bij de grote merken duurt het doorgaans jaren voor een nieuwe machine productierijp is. Bij Hobelman in het Oost-Gelderse Halle lachen ze daarom. Geen eindeloze directievergaderingen, marketingbesprekingen, discussies tussen verschillende afdelingen en voortdurend paniekerig met een rood potlood zwaaiende boekhouders, maar een klein team dat in samenwerking met externe leveranciers en de eerste kopers in recordtijd spijkers met koppen weet te slaan. De ontwikkeling van de Hooby LC 90 E-Tronic I is in 2022 begonnen. Een jaar later is het eerste exemplaar klaar om aan het werk te gaan bij Loon- en Aannemingsbedrijf Theo Klever in Harmelen, een van de eerste kopers van deze opmerkelijke machine.
Energie optimaal benutten
Marco Hobelman ziet vaak dat fabrikanten bij het ontwikkelen van een nieuwe elektrische machine niet veel verder gaan dan het vervangen van de diesel- door een elektromotor. ‘Ik snap dat niet. Autofabrikanten weten allang dat de aandrijflijn van een verbrandingsmotor niet goed functioneert bij elektrische tractie. Bij een graafmachine is het niet anders. Een elektromotor werkt nu eenmaal niet hetzelfde als een verbrandingsmotor. Een diesel levert zijn maximale koppel binnen een beperkt toerengebied. Met een variabele hydrauliekpomp met loadsensing kun je het vermogen dan toch optimaal benutten. Een elektromotor, met een gelijkmatig koppel over het volle toerenbereik, werkt zelf variabel. Dan voldoet een veel efficiëntere vaste pomp. Daar komt bij dat een variabele pomp de systeemdruk op peil probeert te houden zodra je de machine start, ook als er niet mee wordt gewerkt. De kilowatturen vliegen er dan door, zonder dat je er iets mee doet’, zegt Marco met een bedenkelijke blik. ‘De Hooby LC 90 E-Tronic I heeft twee vaste pompen in de onderwagen. Elke pomp neemt een gedeelte van de werkhydrauliek voor zijn rekening en heeft een eigen elektromotor. Zo bereiken we een flinke energiebesparing voor de giekbewegingen en - bij maaien - voor de maaikorf. Zwenken gebeurt nog wel hydraulisch, al hoop ik dat we dat op termijn ook elektrisch kunnen doen. Elektrische energie moet je voor een optimaal rendement zo direct mogelijk omzetten in beweging. De hydrauliekcilinders zie ik niet zo gauw verdwijnen, die voldoen juist heel goed bij lijnbewegingen.’
16 tot 20 uur draaien
‘De grootste winst bereiken we door door de accu’s en elektromotoren in de onderwagen onder te brengen’, vervolgt Marco. ‘Dat biedt de mogelijkheid de rupsen direct aan te drijven via de naven. Bij elektrische componenten in de bovenwagen kan dat niet. Je kunt immers het voor het rijden vereiste hoge elektrische vermogen niet via sleepringen naar onderen brengen. Uiteraard heb je ook nog de stroomvoorziening voor verlichting, airco en andere onderdelen in of op de bovenwagen, maar die kun je wel door middel van sleepcontacten naar boven brengen. Zo kun je heel veel energie besparen’, aldus de Achterhoekse ras-techneut, die eraan toevoegt dat voor de aandrijving een vrijwel pasklare elektromotor met eindvertraging beschikbaar was. ‘We hebben voor meer bodemvrijheid wel grotere sprockets gemonteerd. Het is eigenlijk heel logisch wat we hebben bedacht, in de autoindustrie zie je vergelijkbare constructies met direct aan de wielnaven of de assen gekoppelde motoren. Wat het oplevert? Als je percentages tot achter de komma wilt horen, moet ik je teleurstellen’, lacht Marco. ‘Het is sterk afhankelijk van de werkzaamheden. Komt de onderwagen nauwelijks in beweging, moet je niet teveel verschil verwachten. Dit soort machines staat echter maar zelden op dezelfde plek. Zodra er moet worden gereden, is de energiebesparing meteen aanzienlijk. We hebben hier veel ervaring op het gebied van maaien. Dat vraagt veel meer energie dan graven, het scheelt soms meer dan een kwart. Of dat bij de LC90 E-Tronic ook het geval zal zijn weten we in dit vroege stadium nog niet. Uit ervaring blijkt dat de machine tijdens maaiwerk gemiddeld circa 15 tot 18 uur op één lading werkt. Met de mogelijkheid van 16 tot 20 uur graafwerk met de twee 85 kWh accu’s beloof ik denk ik niets te veel. Dat is bepaald niet slecht voor een machine van dit kaliber toch? Gebruik je een derde accu, kan er 24/7 gewerkt worden met de machine. Eventueel kun je de extra accu overdag laden met zonne-energie, dat vergt bij een lege accu circa 8 uur.’
Laag zwaartepunt
De montage van de twee 85 kWh accupakketten en elektromotoren in de onderwagen was voor Hobelman overigens geen stap in het duister: ‘Ook bij onze fossiele machines probeerden we al zo veel mogelijk gewicht in de onderwagen onder te brengen. Mede dankzij de smalle onderbouw zijn Hooby’s geliefd bij bedrijven die zich bezighouden met slootonderhoud en maaiwerkzaamheden, al hebben ook andere klanten inmiddels de voordelen van onze machines ontdekt. Hoe dan ook moet je bij een smalle machine zo veel mogelijk gewicht onderin proberen te krijgen en de massa van de zwenkende bovenwagen zien te beperken. Je wilt voor de stabiliteit immers een laag zwaartepunt. Met de accu’s en elektromotoren in de onderwagen is dat gelukt. Een bijkomend, maar wel belangrijk voordeel is dat je met dit concept de accupakketten met de eigen giek kunt wisselen, zonder hulp van buitenaf. Het is simpelweg een kwestie van de stroomkabel loskoppelen, draaglussen inhaken en dan met de energie van het andere accupakket het lege accupakket afnemen en op de gewenste plek neerzetten’, aldus Marco, die aanvult dat bij de emissievrije Hooby ook qua elektrische veiligheid niets aan het toeval is overgelaten. ‘We gebruiken niet-brandgevoelige LFP-batterijen die je tot de volle 100 procent kunt laden. De spanning van circa 100 Volt, veel lager dan bij elektrische auto’s, maakt het elektrische systeem veiliger en gemakkelijker om aan te werken. Je moet wel dikkere kabels gebruiken, maar daar is goed mee te leven.’
Twee gezichten…
Jan-Jacob hoort het verhaal van Marco met belangstelling aan, al verraadt zijn blik dat hij ook dolgraag wil ondervinden hoe al dit technisch vernuft in de praktijk werkt. ‘Uiteraard ken ik de Hooby. Even dacht ik dat er niet zo gek veel aan veranderd was ten opzichte van de dieselversie, maar beter kijkend ontdek ik wel degelijk verschillen. Het lijkt een beetje een machine met twee gezichten. Letterlijk, net als zo’n oude Romeinse Januskop. Aan de positie van de sprockets binnen de rupsen zie je dat er echter wel degelijk een voor- en een achterkant is. Heel toepasselijk dat groene kleurtje van de naven, een leuke hint naar de elektrische aandrijving.’
We maken een rondje om de machine, maar veel heeft onze machinist niet uit te leggen: ‘Het is allemaal elektrisch. Je kijkt of de stekkers van de accu’s erin zitten en of de hydrauliekolie op peil is. Verder kan ik niets bedenken waar je specifiek op moet letten, lekker gemakkelijk.’
Marco Hobelman heeft de Hooby met de cabine enigszins verdraaid ten opzichte van de onderwagen geparkeerd. Jan-Jacob snapt het: ‘Deze machine mocht absoluut niet te breed worden, je hebt dus geen opstapjes of ander klimgemak. Als je er dagelijks mee werkt leer je vanzelf om de cabine iets te verdraaien bij het parkeren. Dan kun je zelfs als je niet al te atletisch bent moeiteloos uit- en instappen via de rups.’
Geringe geluidsproductie
Over de ‘stuurhut’ is onze testmachinist zeer tevreden: ‘Mooi, die cabine, met een strakke en oersolide afwerking. De bekleding is vakwerk, aan deze bekleder zou ik ook het interieur van een dure klassieke auto durven toevertrouwen. En dan die vloerbedekking, een machinist die hier zijn klompen niet uittrekt, moet zich diep schamen. Er is veel glas, met het uitzicht is helemaal niks mis. Ik zit ook lekker, de stoel biedt voldoende verstelmogelijkheden en de joysticks zitten op de goede plek. Opstarten maar! Ehhh, staat-ie eigenlijk wel aan? Maar even de radio wat zachter zetten. Nog niks te horen, tot ik de joysticks beetpak en beweeg. Nu hoor ik opeens de elektromotor die de hydrauliek aanstuurt op toeren komen. Niet hard, maar er is wat gezoem. De hele bediening is elektrisch en daar raak je ontzettend snel aan gewend. Je kunt er al gauw heel secuur mee werken en merkt nauwelijks dat het een servomechanisme is. Hier proef je de ervaring’, zegt Jan-Jacob. ‘Fossiel aangedreven Hooby’s hadden al elektrische servo-aansturing voor de hydrauliek: Faunatronic voor het slotenwerk en Gradertronic voor het grondverzet. Marco vertelde me dat het daardoor gemakkelijker was voor de directe aandrijving kiezen. Bij hydraulische servo-aansturing van het ventielenblok in combinatie met de verstelpomp zouden ook die regelingen moeten worden aangepast. Dat neemt niet weg dat de integratie van de elektrische aandrijving en de aansturing van de twee hydrauliekpompen nog voor een flinke portie programmeerwerk heeft gezorgd, maar dat is overduidelijk goed gelukt.’
Uitschuifbaar contragewicht
Aan de Hooby hangt een draaikantelstuk met een voor een machine van dit kaliber grote bak en een knap lange giek. ‘Te lang, dacht ik eerst, maar het gaat verrassend goed’, aldus Jan-Jacob. ‘De machine is ijzersterk en perfect afgesteld. Het draaikantelstuk werkt soepel. Even lekker provoceren, dacht ik, terwijl ik met een zware bak zand even volledig dwars ging, maar de machine bleef goed staan. Het lage zwaartepunt speelt daarbij zeker een rol, maar laat ik ook het telescopisch uitschuifbare contragewicht niet vergeten. Dat scheelt qua gewichtsverdeling een flinke slok op een borrel, knap bedacht! Ook rijdend voel je de brute elektrische krachten: schrankend op het beton hier merk je meteen hoe sterk deze machine is. En dat terwijl de rijmotoren volgens Marco op 60 procent van hun capaciteit zijn begrensd. Met volle capaciteit krul je volgens mij de bodem op haha!’ Afwerken ging soepeler dan ik had verwacht. Je gooit de giek lang uit en dan pakt de hydrauliek direct op, strakke bak! Hobelman richt zich met LC 90 E-Tronic ook uitdrukkelijk op het grondverzet. Ik denk dat de machine zich daar in de praktijk volledig zal kunnen waarmaken, helemaal bij bedrijven die op zoek zijn naar een krachtige, maar toch smalle machine. Voor grondverzet denk ik echter wel aan de alternatieve kortere lepelsteel, mede vanwege het draaikantelstuk. Maar zelfs in de geteste uitvoering heeft de stabiliteit me verrast. Ik blijf erbij, een machine met twee gezichten, letterlijk én figuurlijk, efficiënt met energie, maar ook breed inzetbaar en krachtig.’
Tekst en foto’s: Gert te Lintelo
Dit artikel is gesponsord door Hobbelman Halle.